Zoals doorgaans het geval is met de ideeën van populistisch rechts is ook het zogenaamde “cultuurmarxisme” een uitvinding die ervoor bedoeld lijkt te zijn de schuld voor alle maatschappelijke problemen bij een helder omschreven doelgroep te leggen. Zo maak je later, als de mars door instituties met goed gevolg is afgelegd, gemakkelijker korte metten met ze. En, zoals ook wel vaker, zijn de bronnen van het gedachtegoed ook weer van duistere origine en in directe verbinding met de fascistische ideologie.
Hector Reban
In Nederland zijn bijvoorbeeld Thierry Baudet, Carel Brendel en Sid Lukkassen de wegbereiders van deze nieuwe loot aan de stam van het rechts-populisme, dat sinds de verkiezing van Donald Trump onmiskenbaar de weg naar de mainstream lijkt te hebben gevonden. Zelfs het statige Buitenhof gaf laatstgenoemde onlangs een podium zijn ideeën bij het partijkartel te introduceren.
Wat opvalt is dat cultuurmarxisme van “links” niet alleen een gevaar voor de economische orde zou vormen (het bezwaar van liberalen), maar ook uit zou zijn op de totale verwoesting van het etnisch-historische weefsel en de volksaard die daarop berust. Links wil niet zomaar politieke gelijkheid. Links dient als “globalistisch” spookbeeld achter de volledige uitwissing van de historisch-culturele nationale identiteit, totdat over de hele wereld slechts gelijksoortige amorfe brei van grijze atomen over zou blijven. Wie daar niet bang van wordt…
Beweerd wordt dan ook dat de Italiaanse marxist Antonio Gramsci, grondlegger van het begrip “culturele hegemonie” en daarmee bron van het kwaad, zich tegen “onze” joods-christelijke cultuur zou richten. In werkelijkheid spelen etniciteit en afkomst (mits niet klasse-gebonden) nauwelijks of hooguit indirect een rol in de ideeën die Gramsci formuleert en waarin hij “cultuur” als een manifestatie van sociaal-economische onderdrukking analyseert.